Cercle en Brugge door de jaren heen… (deel 230)
Cercle en Brugge door de jaren heen… (deel 230)
(periode van 01-07-1961 -> 08-07-1961)
Tegenwoordig bestaat er geen komkommertijd meer in het voetbal. Elke dag valt er wel een of ander nieuwtje. Of het nu de pure waarheid is of integendeel de waarheid geweld aandoet, daar ligt allang niemand meer van wakker. Hooguit maakt iemand er zich nog eens een beetje zenuwachtig over wat dan in het beste geval voor een bescheiden tegenreactie zorgt maar meer stof wordt er niet meer door opgewaaid. Vijftig jaar geleden verscheen tijdens de zomermaanden niet al te veel transfernieuws maar wat toen gepubliceerd werd stemde wel vaak overeen met de werkelijkheid.
Net voor het afsluiten van de transferperiode vernamen de voetbalsupporters dat de Hongaar Nemes het groen-zwarte spelersshirt zou aantrekken.
* “Hongaar Nemes naar Cercle” : “Vrijdagmiddag te 12 uur werd de transferperiode 1961 definitief afgesloten en in laatste instantie heeft Cercle Brugge zich nog eens in de kijker gesteld met de overgang te bewerken van de bekende Hongaar Nemes. Deze 24-jarige kanthalf of binnenspeler akteerde twee seizoenen in de eerste ploeg van Club Luik om dan verleden jaar naar Anderlecht over te gaan. Bij de paars-witten kon hij het echter niet te best vinden en werd slechts sporadisch opgesteld. Naar verluidt was hij in vergevorderde onderhandelingen met een Italiaanse profclub, maar deze sprongen op het laatste nippertje af. (bron foto : labdarugo.be)
Gyula Nemes werd geboren in het Hongaarse Kospallag op 14 maart 1938. Tussen 1950 en 1956 was hij jeugdspeler bij Ferencvaros. De beloftevolle jongere liet zien dat hij heel wat kwaliteiten in huis had en dat leverde hem zes selecties op voor het eerste elftal. Ook in twee vriendschappelijke wedstrijden mocht hij met de eerste ploeg van Ferencvaros opdraven.
De vroegere Sovjet-Unie had er na de Tweede Wereldoorlog van geprofiteerd om heel wat Oost-Europese landen te bezetten en stevig onder de knoet te houden. Eén van die landen was Hongarije. Dat leidde in 1956 tot de Hongaarse Opstand, een massale volksopstand die duurde van 23 oktober tot 10 november 1956 en gericht was tegen het stalinistische bewind dat de Sovjet-Unie in de Volksrepubliek Hongarije in het leven geroepen had. De opstand begon als een vreedzame betoging van studenten van de universiteit van Boedapest die solidair wilden zijn met de inwoners van het Poolse Poznan waar de Russen eerder reeds een opstand hadden neergeslagen. De slogans die geroepen werden om de Poolse betogers een hart onder de riem te steken werden grimmiger en veranderden in anti-Sovjetleuzen. Ondertussen hadden duizenden inwoners van Boedapest zich bij de betogende studenten aangesloten en werd er koers gezet naar het parlement. De betogende massa haalde vlaggen met het staatswapen neer, het embleem van de volksrepubliek werd er uit geknipt en de gehate rode sterren op officiële gebouwen werden verwijderd. Op het Heldenplein in Boedapest werd het standbeeld van Stalin van zijn sokkel getrokken en op de radio hield, Erno Gero, de onpopulaire partijleider van de Hongaarse Communistische Partij een toespraak die van de aanvankelijk v reedzame betoging een onvervalste revolutie maakte. Gero noemde de betogers volksvijanden die de macht van de arbeidersklasse wilden ondergraven en de banden met de Sovjet-Unie wilden verbreken. Kort daarop werden in Boedapest de eerste schoten gelost. Het leger deelde zelfs wapens uit aan de opstandelingen. Betogers trokken naar de kazernes waar leden van de gehate geheime politie gelegerd waren om er hun woede te bekoelen. Na gevechten met de opstandelingen trokken de Sovjettroepen zich buiten Boedapest terug.
De Hongaarse regering riep de Sovjet-Unie te hulp maar moest op 24 oktober, nadat de betogers het parlement waren binnen gevallen, aftreden. Partijleider Erno Gero en premier Andras Hegedus brachten zich in veiligheid in de Sovjet-Unie. In Hongarije werd Imre Nagy de nieuwe premier. De Hongaarse Opstand leek geslaagd want de nieuwe regering verliet het Warschaupact, politieke gevangenen werden bevrijd en van 28 oktober tot 4 november werd er zelfs niet meer gevochten.
Het was te verwachten dat de Sovjet-Unie dit niet over zich heen kon laten gaan. Een neutraal en op het Westen gericht land paste niet in de gevoerde strategie. Op 3 november werd een Hongaarse delegatie, die kwam onderhandelen, gearresteerd en op 4 november vielen troepen van het Warschaupact Hongarije binnen. De opstand, die dertien dagen geduurd had, werd platgewalst door de Sovjets die hiervoor liefst zeventien zwaarbewapende divisies nodig hadden. Hongarije was meteen weer een volgzame bondgenoot…
In november 1956, de Sovjets waren druk bezig met het neerslaan van de Hongaarse Opstand, werkte Gyula Nemes met het Hongaars elftal voor spelers jonger dan negentien jaar een oefencampagne af in Engeland en Zwitserland. Op enkele spelers na besliste de rest van het elftal, trainer Jeno Vincze inbegrepen, om niet meer terug te keren naar het door de Sovjets bezette Hongarije. Nemes kwam tenslotte bij Club Luik terecht en voetbalde er vanaf oktober 1957 drie seizoenen. Na Club Luik trok Nemes voor één seizoen naar Sporting Anderlecht waar hij slechts drie keer in de eerste ploeg stond. In de zomer van 1961 tekende hij voor Cercle maar de doortocht van de Hongaarse aanvaller bij de groen-zwarten werd er, net zoals eerder bij Anderlecht, geen succes. Hij maakte amper vijf maal zijn opwachting in de Brugse fanionploeg. Hij scoorde slechts één keer, tijdens zijn debuutmatch op 3 september 1961, thuis tegen F.C Diest (3-1). Zijn laatste wedstrijd kwam er reeds anderhalve maand later, op 15 oktober 1961, uit op Standard waar een bittere pil geslikt werd : 7-1.
Na zijn Belgische passage vond de Hongaar in 1962 onderdak bij het Nederlandse SC (Sportclub) Enschede. Hier vlotte het heel wat beter want in de volgende drie seizoenen kwam hij in totaal in 87 competitiewedstrijden in actie. Toen SC Enschede in 1965 opging in FC Twente deed hij er nog eens 21 matchen bij de fusieploeg bovenop. In 1966 trok hij naar MVV Maastricht waar hij drie seizoenen bleef. In december 1969 werd hij een half jaar verhuurd aan de Fortuna / Sittardia Combinatie, het latere Fortuna Sittard. Na zijn Nederlands avontuur vonden we hem nog terug in Frankrijk, eerst bij SM Caen, nadien bij US Dunkerque. Hij was vijfendertig jaar jong toen hij zijn carrière afrondde bij het Zwitserse Buchs. Zoals veel ex-voetballers werd hij trainer, eerst bij het Zwitserse Buchs, waar hij zelf nog gevoetbald had, en daarna bij het IJslandse Valur Reykjavik. Ook in Marokko was hij een tijdlang trainer. Wegens ernstige knieproblemen, waarvoor hij later trouwens in België geopereerd werd, moest hij zijn trainersloopbaan stopzetten.
Nemes overleed in Ukkel op 3 maart 2020. Hij werd net geen tweeëntachtig.
* We vonden ook nog enkele andere transferberichten terug. Naast enkele vaststaande transfers werden er, zo te zien, waarschijnlijk ook enkele proefballonnetjes opgelaten. Of die berichtjes onder de categorie “transferkwakkels” mochten gerangschikt worden was op dat moment nog niet helemaal duidelijk al heb ik bepaalde van de gesuggereerde namen toch nooit in een Cercleshirt weten rondlopen…
“De laatste dagen waren de Brugse groen-zwarten ook nog in onderhandelingen met Bogaerts (Lierse), Raskin (Beerschot) en Coppens (R. Gent). Over het mogelijk gunstig verloop hiervan konden we echter geen bevestiging ontvangen.”
“De veelbelovende scholier van Stade Kortrijk Marc Vanden Broucke kreeg zijn transfer voor Cercle in ruil voor 2 andere spelers onder wie waarschijnlijk Joseph Van Vlaenderen. Intussen werd Danny Van Pottelberghe aangeworven door de Kortrijkzanen als speler-trainer. Ten slotte zou ook Eric Damman van SV Kortrijk, die verleden seizoen bij de Anderlechtjuniors speelde, getekend hebben voor Cercle Brugge.”
* Naast de ernstige momenten was er natuurlijk ook tijd voor ontspanning. Bereidwillig ‘slachtoffer’ van dienst was Noël Demey :
“Cercle-speler Noël Demey gevierd te Oostkamp” : “Zondag jl. bracht de supportersclub “Groen-Zwart” waarvan het lokaal gevestigd is bij Willy Van Weyenbergh te Oostkamp, hulde aan Cercle-speler Noël Demey n.a.v. de promovering van Cercle naar de hoogste voetbalreeks. Op deze viering was ook een afvaardiging uit Brugge aanwezig met dhr. Dhondt aan het hoofd, terwijl doelwachter Willy Mortier eveneens van de partij was.” (bron foto : Cerclemuseum)
Noël Demey werd op 9 augustus 1935 in Brugge geboren en kwam op 16-jarige leeftijd bij Cercle terecht. De oom van Noël was in die periode één van de kleinere sponsors van Cercle en probeerde zijn neefje er van te overtuigen om zich aan te sluiten bij Cercle. Veel moeite hoefde hij daarvoor echt niet te doen want Noël was reeds op heel jonge leeftijd een fervent supporter van de groen-zwarten in het algemeen en van keeper Robert Braet in het bijzonder. Van supporter tot voetballer bij Cercle was voor Noël bijgevolg maar een kleine stap. Op 13 februari 1955 debuteerde Noël op eigen veld in de bekermatch tegen F.C. Izegem. Cercle won met 2-1 ! Noël scoorde het tweede groen-zwarte doelpunt waardoor Cercle zich kwalificeerde voor de 1/8ste finale, notabene een derby tegen F.C. Brugge. Cercletrainer Guy Thys dropte de jongeling in de ploeg ter vervanging van de gekwetste topschutter Marcel Pertry. Al nam Noël een droomstart, bevestigen was blijkbaar moeilijker want het duurde nog tot het seizoen 1958-1959 vooraleer Noël een vaste plaats in het eerste elftal kon veroveren.
Ondertussen was Guy Thys als trainer opgevolgd door Delfour en die vormde de Oostkampenaar om tot een verdedigende middenvelder. Deze rol was de fysiek sterke voetballer op het lijf geschreven. Noël maakte zich de volgende drie seizoenen onmisbaar bij Cercle en hielp in 1961 mee om de Cerclepromotie te realiseren.
De competitie 1961-1962 was voor Noël het laatste seizoen in groen-zwarte loondienst. Met de uitwedstrijd bij Eendracht Aalst op 6 mei 1962, door Cercle trouwens met 0-1 gewonnen, trok hij de deur achter zich dicht. Alles samen betwistte Noël (aan de aftrap gekomen of in de loop van de match ingevallen) 111 competitiewedstrijden en 1 bekerwedstrijd met Cercle. Hij maakte één doelpunt in de competitiematchen en één doelpunt, zoals hierboven vermeld, in zijn enige bekermatch.
Na zijn tijd bij Cercle werd Demey eerst speler-trainer bij Sportkring Gullegem (1965-1967), vervolgens speler-trainer bij Stormvogels Koekelare (1967-1971), dan speler-trainer bij Daring Club Ruddervoorde (1971-1975) en tenslotte speler-trainer bij Sportvereniging Diksmuide (1975-1976). In 1976 besloot Noël om niet langer als speler-trainer verder te werken en zich enkel nog als trainer in te zetten. Zo werd hij oefenmeester bij Sportvereniging Oostkamp (1976-1979) en bij Daring Club Blankenberge (1981-1982). Een tijdlang was hij ook jeugdtrainer bij de provinciale scholieren van Cercle.
Noël was een succesvol trainer. Bij de Stormvogels Koekelare mocht hij twee promoties vieren, van derde naar tweede provinciale en van tweede naar eerste provinciale. Met de Sportvereniging Diksmuide won hij een belangrijke barrage tegen Moen en bij Daring Club Ruddervoorde was het weer feest toen de ploeg een promotie in de wacht kon slepen.
* Je kunt het soms zo gek niet verzinnen of er bestaat een soort van ‘missverkiezing’ voor. Als je het woordje ‘missverkiezing’ uitspreekt denken de meesten (en zeker de mannen !) waarschijnlijk (al kunnen we het woordje ‘waarschijnlijk’ hier zelfs gerust weglaten…) spontaan aan een zoektocht naar de mooiste vrouw. Zoiets in de trend van Miss België en bij uitbreiding Miss BeNeLux, Miss Europa, Miss International, Miss World, Miss Universe,… Tegenwoordig bestaan dergelijke wedstrijden ook reeds voor mannen al zijn die op dat vlak nog flink in de minderheid.
Vroeger volstond het voor een vrouw om gewoon mooi te zijn. Meer hoefde ze niet te zijn. Alleen maar (heel) mooi zijn ! Als ze natuurlijk eventueel ook nog over een stelletje hersenen beschikten was dat natuurlijk mooi meegenomen maar het was zeker geen vereiste om te kunnen deelnemen en de wedstrijd te winnen. Gelukkig is men de laatste jaren gaan beseffen dat het niet langer volstaat dat een vrouw enkel maar mooi moet zijn. De dames die hun kandidatuur stellen om een kroontje te bemachtigen moeten tegenwoordig ook nog zinnige ‘dingen’ kunnen zeggen. Ze moeten tonen dat ze ook nog ‘inhoud’ hebben. En dat is maar goed ook !
Met het voorgaande waagden we ons op het gladde ijs van wat we samenvattend kunnen omschrijven als schoonheidswedstrijden. Maar er zijn natuurlijk zo veel meer soorten verkiezingen. Je kunt meedingen voor het kroontje van ‘druivenkoningin’, het kroontje van ‘eikoningin’,… zelfs voor prins carnaval bestaan er sinds jaar en dag verkiezingen. Niets leek toen en lijkt ook nu nog te gek om een bepaald product in de schijnwerpers te plaatsen. Wie er interesse voor heeft en zich de moeite wil getroosten moet maar even googelen en je zult merken dat je het zo gek niet kunt bedenken of er bestaat een verkiezing voor.
Zo kon je in “Het Brugsch Handelsblad” van juli 1961 lezen dat Anna Clauwaert de titel van… ‘Wolprinsesje’ in de wacht gesleept had :
“Anna Clauwaert van de Brugse Schippersschool” : “De leiding van de Vrije Schippersschool te Brugge laat niets onverlet om de schipperskinderen van een flinke opleiding te laten genieten. Dit werd onlangs nog beaamd door de inspectrice van het ministerie van Nationale Opvoeding t.o.v. Pater Tillo, de ziel van de Schippersschool van Brugge. Onlangs werd door het Nat. Wolinstituut in samenwerking met het ministerie van Nationale Opvoeding een breiwedstrijd uitgeschreven voor kinderen uit het vrij en officieel onderwijs. 10 wolprinsesjes zouden gekozen worden. Anna Clauwaert, een lief schipperskindje en leerlinge van de Brugse Schippersschool, werd als wolprinsesje bekroond. Dat de Eerwaarde Zusters van Pittem, die aldaar onderricht aan de kinderen verschaffen, fier zijn met het bekomen resultaat van hun studentje, hoeft niet gezegd. De Vrije Schippersschool van Brugge heeft voor de prestaties tijdens het voorbije schooljaar voor het lager onderwijs en de huishoudklassen de Prijs van uitmuntendheid behaald met het 2e jaar technisch en het 4e en 5e jaar lager onderwijs, de ereprijs met het 1e jaar technisch en het 7e jaar lager onderwijs en de prijs van vermelding met het 1e, 2e, 3e en 6e jaar lager onderwijs. Deze kwotering werd door het ministerie van Nationale Opvoeding gedaan. In ieder geval strekken deze resultaten deze school tot eer.”
In bovenstaand artikel wordt pater Tillo vernoemd. We kunnen gerust stellen dat pater Tillo destijds vooral in Brugge wereldberoemd was. Maar wie was nu pater Tillo ?
Pater Tillo had een zeer groot aandeel had in de succesvolle uitbouw van de Schippersschool aan de Komvest. Hij werd op 8 juni 1888 in Izegem geboren en overleed er op 28 februari 1962 (bron foto : heemkundesintkruis.brugseverenigingen.be).
Het is verre van de bedoeling om hier de volledige biografie van pater Tillo neer te pennen want dan zou je eigenlijk evengoed meteen een boek over hem kunnen schrijven. Ik zal mij dan ook gedwongen beperken tot de relatie van pater Tillo met de Schippersschool.
Pater Tillo was een Kapucijnenpater en vertoefde heel vaak bij schippers in België, Duitsland, Nederland en Frankrijk. Het viel hem op dat er voor schippers en voor schipperskinderen weinig of geen voorzieningen waren. Eigenlijk waren ze volledig onbeschermd en niemand ondernam ook maar enig initiatief om hun rechten te verdedigen of hun lot te verbeteren. Meteen had pater Tillo zijn persoonlijk streefdoel gevonden.
Dankzij zijn persoonlijke inzet werd aan de Komvest in Brugge de Schippersschool gebouwd en in de daarop volgende jaren ook verder uitgebreid. Pater Tillo toonde zich een zeer enthousiast bouwheer. De meeste bouwaanvragen van het behoorlijk grote complex worden trouwens bewaard in het Brugse Stadsarchief.
In 1926 realiseerde pater Tillo dat er ook kloosterzusters van Pittem aan de kostschool verbonden werden. De eerste schoolkapel werd omgevormd tot een slaapzaal. Vanaf 1926 zijn er steeds ruim zeventig leerlingen ingeschreven. Omdat het schoolcomplex regelmatig uitgebreid werd steeg ook het leerlingenaantal onafgebroken.
Pater Tillo zat er niet om verlegen om verregaande initiatieven te nemen om zijn school bekend te maken en uit te breiden. Hij aarzelde zelfs niet om koning Albert I meerdere keren om hulp te vragen en bij zijn plannen te betrekken. In 1929 werd eindelijk een eerste wet op de opvoeding van schipperskinderen goedgekeurd terwijl koning Albert I op 19 april 1929 de Schippersschool en pater Tillo met een persoonlijk bezoek vereerde.
De Tweede Wereldoorlog werd een inktzwarte bladzijde in de geschiedenis van de Schippersschool want de school werd door de Duitsers opgeëist om er soldaten in te kwartieren, de schepen van de binnenschippers werden opgevorderd en de schippersbond ontbonden. Erger kon niet meer. Pater Tillo bleef niet bij de pakken neerzitten. De paters Kapucijnen zorgden tijdens de oorlogsjaren voor de verdeling van de hoogstnodige voedselhulp en pater Tillo droeg hier ruim zijn steentje aan bij door op bedeltoer te gaan. Nadat de Duitsers in 1944 uit onze gewesten vertrokken waren heropende de school met 170 ingeschreven leerlingen, een aantal dat gestaag groeide tot ruim 300. Dankzij pater Didac, die lid was van de Hoge Raad van de Binnenscheepvaart en van de Fondsen voor Onderlinge Bijstand en Noodlijdende Schippers krijgen veel schippers een som geld op een nieuw schip aan te kopen. Het was trouwens pater Didac die in 1954 de Bond van Eigenschippers stichtte. Mensen komen en mensen gaan en dat gold ook voor pater Tillo en pater Didac. Pater Tillo verliet de Schippersschool in 1960. Zijn jarenlange inzet voor de Schippersschool, ‘zijn’ Schippersschool, eiste zijn onvermijdelijke tol. Hij was moe gewerkt en moe gestreden en werd ernstig ziek. Hij vroeg zijn ontslag als directeur. Tijdens de grote vakantie 1960 kreeg hij een trombose. Bij trombose raakt een bloedvat verstopt door een bloedstolsel. Pater Tillo moest lange tijd in het ziekenhuis verblijven, kwam nog even terug naar ‘zijn’ school maar het was meer dan duidelijk dat de tijd van de strijdvaardige pater Tillo, die altijd een onmetelijke werklust aan de dag gelegd had, definitief voorbij was. Hij liet zich noodgedwongen opnieuw opnemen in de kliniek en vroeg een tweede keer om zijn ontslag. Op 3 augustus 1961 ging hij in het klooster in Izegem wonen waar hij op 28 februari 1962, amper drieënzeventig jaar oud, overleed.
Een andere steunpilaar van de Schippersschool, die altijd wat in de schaduw van pater Tillo gestaan had, was pater Didac. Hij liep minder in de kijker maar hij mag terecht één van de grootste pioniers van het onderwijs voor schipperskinderen genoemd worden. Pater Didac was, samen met pater Luciaan, een pionier die op sociaal, juridisch en economisch gebied voor de belangen van de schippersgezinnen opkwam. In juni 1962, op het einde van het schooljaar, nam pater Didac afscheid van de Schippersschool en van de schippersbond. Pater Didac had zich 41 jaar ten dienste gesteld van de schippersbevolking ! Pater Didac trok zich, net als pater Tillo, terug in het klooster te Izegem waar hij op 30 november 1971 overleed. Hij werd zevenenzeventig jaar. Pater Didac had zich altijd volledig ingezet voor de Schippersschool maar bleef altijd een beetje in de schaduw van pater Tillo staan. Hij werd op 18 augustus 1894 geboren in Pittem (bron foto : heemkundesintkruis.brugseverenigingen.be).
De jaren zeventig brachten een negatieve kentering teweeg in het bestaan van de Schippersschool. Het geïsoleerd bestaan van de schippers werd doorbroken, ze gingen vaak in een eigen huis wonen en ze stuurden hun kinderen niet enkel meer naar de Schippersschool maar schreven ze ook in andere scholen in. Vanaf 1980 daalde het aantal schipperskinderen in de Schippersschool aan de Komvest spectaculair, eventuele uitbreidingsplannen werden definitief opgeborgen en de kloosterzusters werden geleidelijk aan vervangen door leken. Het ging van kwaad naar erger. Op 1 oktober 1989 sloot de school de deuren omdat er niet langer voldoende leerlingen waren. De vroegere schoolgebouwen werden nu voor andere doeleinden gebruikt. Een belangrijke brok Brugse geschiedenis, die van de Brugse Schippersschool die op het hoogtepunt ooit 345 (!) leerlingen geteld had, was definitief afgesloten.
Een foto uit de tijd (1930) dat de Komvest nog een erg rustige baan was. Het “Schippershuis”, centraal op de foto, werd in de periode 1924-1926 gebouwd in een Brugse stijl naar een ontwerp van architect Alphonse De Pauw. Op de ramen van het “Schippershuis” kunnen de geïnteresseerden zien welke richtingen de leerlingen in deze school kunnen volgen (bron foto : beeldbank Brugge).
* Aansluitend op het vorig artikel verscheen in “Het Brugsch Handelsblad” over een heikel Brugs verkeersprobleem : de verkeershinder die de binnenscheepvaart veroorzaakt. Het probleem is eigenlijk van alle tijden want welke Bruggeling werd nog nooit geconfronteerd met de ‘bruggenmiserie’ ? :
“Waarom geen verplichte rustdag in de binnenscheepvaart ?” : “Het zomerseizoen is er volop en het verkeer naar de kust, vooral op zondag, is buitengewoon groot. Vanzelfsprekend doen er zich dan ook verkeersopstoppingen voor, gedeeltelijk veroorzaakt door de onbehendigheid van sommige autobestuurders en voor het grootste gedeelte door het sluiten van de bruggen voor het verkeer, teneinde de scheepvaart niet te belemmeren. Er mogen zoveel politiemannen op de baan gezet worden als men maar wil, zolang er geen regeling getroffen wordt inzake scheepvaart zullen de verkeersmiseries te Brugge blijven duren. De vraag wordt bij velen gesteld en vooral ook bij de politie, waarom ook niet voor de scheepvaart de verplichte zondagsrust invoeren net zoals voor de andere bedrijven ? Dit zou er zeer veel toe bijdragen om verkeersmoeilijkheden op te lossen in het Brugse. Welk politiek mandataris zal met dit voorstel voor de pinnen komen ? Een zaak, die ook te betreuren is en een grote rem betekent voor de goede verkeersregeling, is het lamentabel opschieten van de werken aan de vaste brug langs de Sint-Pieterskaai. Wij vragen ons eigenlijk af, of het ministerie van openbare werken daadwerkelijk zal ingrijpen tegen dergelijke werkmethode. Het wordt meer dan tijd dat de bevoegde instanties de nodige maatregelen treffen om meer spoed achter die zaak te steken, teneinde bedoelde brug nog deze zomer voor het verkeer te laten openstellen.”
Toen ik op zoek ging naar een bijpassende foto voor bovenstaand artikel kwam ik terecht bij de volgende bijzonder ‘rijke’ foto uit 1936, rijk omwille van het vele, maar helaas verdwenen, moois uit een zalig verleden dat we te zien krijgen. Vooraan staat een wolwasser op een vlot. Hij maakt gebruik van grote manden om de gewassen wol in te doen. De wolwasser werkte waarschijnlijk bij de wolwasserij De Jonghe, die destijds langs de Langerei gevestigd was. Op de rei ligt een binnenschip. Het valt onmiddellijk op dat de binnenschepen van toen echte lilliputters waren als je ze vergelijkt met de binnenschepen die we tegenwoordig op de Brugse ringvaart zien voorbijvaren. Op de achtergrond zien we een gedeelte van de oude Gistfabriek, ook al vele jaren uit het Brugse stadsbeeld verdwenen (bron foto : beeldbank Brugge).
* Een ander ‘oud zeer’ in Brugge is dat van de (voor)gevels van gebouwen. Oude mooie gevels waarvan de meesten denken dat ze hadden kunnen gerestaureerd worden, gaan tegen de vlakte en op die plaatsen verrijzen soms moderne gevels waarvan de modale Bruggelingen zich vaak afvragen : “Kan dat ? Mocht dat ? Dat past toch niet in onze stad ?” Voorbeelden van dergelijke realisaties zijn legio in de Brugse binnenstad en dan hebben we het nog niet eens over het Concertgebouw dat ’t Zand (ont)siert…
“Gevelhistories te Brugge” : “Het is een publiek geheim, dat nieuwbouw of verbouwing binnen de muren van de oude stad heel wat kommer medebrengt zowel voor de architect als voor de eigenaar. Men heeft nu eenmaal af te rekenen met de normen, die gesteld zijn zowel door de stedelijke commissie als door het stadsbestuur, die alles in het werk stellen, om het oude gedeelte van de stad in zijn oorspronkelijke vorm te bewaren. Thans zijn er twee voorname gevelkwesties, die aan de bevoegde diensten voorgelegd werden.
Twee gevelontwerpen voor de kerk der Zusters Redemptoristen in de Katelijnestraat, werden ontworpen door bouwmeester A. De Geyter. Deze in ietwat moderne stijl werd door de commissie aanvaard, mits enkele wijzigingen. Die zaak is dus virtueel in kannen en kruiken en men voorziet, dat binnen afzienbare tijd de bouwwerken zullen aanvangen.
De tweede gevelmiserie is deze van het vroegere “Oud Brugge” in de Steenstraat. De commissie had het oorspronkelijk ontwerp dat ingediend werd door de eigenaars en door architect Lantsoght werd opgemaakt voor de afbraak van de bestaande gevel aanvaard, doch nu de oude gevel totaal afgebroken is, werd een ander ontwerp ingediend dat door de bevoegde instanties niet aanvaard werd. Intussen worden de bouwwerken voor het nieuw grootwarenhuis voortgezet. Wat er nu van het ontwerp zal terechtkomen is een vraag die, zonder goede wil van weerszijden, nog lang kan onbeantwoord blijven. Toch zal er spoedig een oplossing moeten gevonden worden vermits men voorziet bedoeld grootwarenhuis in november a.s. officieel te kunnen openen.”
Zo zag de mooie en stijlvolle gevel van de vroegere bioscoop “Vieux Bruges / Oud Brugghe” er uit. Aan de straatkant trof je een café aan. Deze foto dateert uit 1960. Op onderstaande foto zie je rechts de Sarma Lux, een grootwarenhuis, dat in de plaats kwam van de cinema. Ik laat het aan het oordeel van de lezer over om te oordelen welke gevel, de oude of de nieuwe, het best in het Brugse straatbeeld paste (bron foto : beeldbank Brugge).
Op deze foto uit 1986 zien we een geasfalteerde (!) Steenstraat en merken we dat er ook nog volop parkeergelegenheid was. Links zien we de luifel van de “Alberthall” (nu H&M), rechts de gevel van de Sarma Lux (bron foto : beeldbank Brugge).
* Niet alleen gevels moesten er af en toe aan geloven. Zelfs de Brugse reitjes waren blijkbaar niet altijd veilig voor de moderne beeldenstormers uit die jaren… :
“Demping van een rei…” : “In ons blad van 17 juni hebben wij gemeld, dat er plannen bestudeerd worden met het oog op het dempen van een gedeelte van de Brugse reien. Het betreft hier de Coupurerei, die zou gedempt worden vanaf het kanaal Brugge – Gent tot aan de Groene rei. De scheepvaart is aldaar zeer miniem en het opvullen van dit reigedeelte zou in geen geval schade berokkenen aan de bedrijven, die hun vrachten via de Dampoort kunnen laten binnenlopen. Dit idee komt in feite uit van burgemeester Vandamme, die tijdens zijn traditionele zondagmorgenwandelingen in zijn stad inzag, dat de Coupurerei van geen nut meer is voor de scheepvaart en er door demping van die rei verschillende problemen zouden opgelost worden o.m. het verkeer tussen de ringbaan rond de stad die naar het station zal lopen en de eigenlijke stadskom. Een prachtige laan met parkeerzones, een vaste brug over het kanaal, zou deze prachtige zaak op gebied van wegenaanleg in dit stadsgedeelte vervolledigen en de oude ijzeren draaibruggen zoals de Molenbrug, Sint-Annabrug, Carmersbrug en deze aan de Spinolarei zouden vervangen worden door vaste stenen bruggen. Dhr. Vandamme heeft aan de stadsingenieur gevraagd, dit idee verder uit te werken, zodat men mag verhopen, dat die zaak zeker en vast zal verwezenlijkt worden.”
Op deze opname uit 1960 zie we de Coupurerei vanaf de Predikherenrei. Rechts bemerken we de haringrokerij Van den Abeele. Voor de haringrokerij zien we een jacht. Op deze plaats treffen we tegenwoordig de Passantenhaven Brugge Coupure aan waar het meestal vol ligt met jachten. Deze rei zou vanaf het kanaal tot aan de Groenerei gedempt worden… (bron foto : beeldbank Brugge).
In de periode van 1751 tot 1753 werd het kanaal gegraven die de ringvaart verbond met de reitjes van de Brugse binnenstad. Dit kanaal kreeg de naam “Coupure”. Aan weerszijden van deze nieuwe waterloop werd een straat aangelegd. De straat aan de oostkant werd de Predikherenrei genoemd, een verwijzing naar het vroegere klooster van de Predikheren. Voor de straat aan de westkant hield men het eenvoudig : deze straat kreeg doodgewoon de naam Coupurerei mee. In 1935 besliste het stadsbestuur om de naam “Coupurerei” te wijzigen in “Coupure”. Ondanks deze officiële straatnaamwijziging bleven veel bewoners van deze straat en veel in deze straat gevestigde ondernemingen, verder de benaming “Coupurerei” gebruiken. Ook in de volksmond hadden de Bruggelingen het nog steeds over de “Coupurerei”. De straat “Coupure(rei)” loopt van de Boninvest tot aan de Predikherenstraat.
Men kan zich op vandaag terecht afvragen waarom er omtrent de “Coupure(rei)” zoveel heisa gemaakt werd maar wie de vraag stelt moet begrijpen dat de situatie in dat stukje Brugge vroeger helemaal anders was. Wat wij nu kennen als de Ringvaart waarop bijna non-stop binnenschepen en plezierjachtjes voorbijvaren en er op die manier voor zorgen dat de bruggen, naar ons gedacht toch, veel te veel in de lucht wijzen, zag er vroeger wel enigszins anders uit.
Het kanaal Brugge – Oostende eindigde toen nabij de Dampoort , de Gentse Vaart begon pas aan het Minnewater. De schipper die van het ene kanaal naar het andere wilde, moest dwars door Brugge varen. De bruggen zoals wij ze nu kennen in ons op de toeristen gerichte Brugge (Duinenbrug, Snaggaardbrug, Carmersbrug, Strobrug, Sint-Annabrug,…) waren vroeger allemaal bruggen die door de bruggenwachter open en dicht gedraaid konden worden. Toen de binnenschepen nog vrij klein waren veroorzaakte dat allemaal weinig problemen maar van zodra deze schepen groter en breder werden moesten de Brugse reitjes verdiept worden. Voor de Langerei en de Sint-Annarei leverde dat niet echt problemen op maar voor de reitjes tussen de Molenbrug en het Minnewater was dit niet haalbaar.
Dat was de reden waarom men besloot om tussen 1751 en 1753 de Coupure te graven. Het deel van de buitenvestingsgracht tussen de Coupure en de Katelijnepoort (waar de Gentse Vaart begon) werd verbreed en uitgediept.
Tot 1855 vormde de vaarweg Langerei – Sint-Annarei – Coupure de enige manier om van de Oostendse Vaart de Gentse Vaart te bereiken. De volgende (logische) stap was dan ook de buitenvestingsgracht tussen de Dampoort en de Coupure eveneens bevaarbaar te maken. Aan de Dampoort werd het sluizencomplex gebouwd zoals wij het nu nog steeds kennen. Deze ingrepen zorgden er voor dat er rond de Brugse binnenstad een ringvaart tot stand kwam waardoor men tijd en dus ook geld kon besparen omdat de binnenschepen niet langer door de Brugse binnenstad moesten varen.
Een foto uit 1970 om te koesteren ! We zien een gedeelte van de oude karaktervolle Duinenbrug (die nog een echte draaibrug was !) met gietijzeren leuningen. In 1975 vond men het helaas nodig om deze brug te vervangen door een houten ophaalbrug. Centraal op de foto zien we het brugwachtershuisje uit die tijd (samen met de draaibrug verdwenen…). Wanneer een binnenschip moest doorvaren maakte de bruggendraaier zijn ‘opwachting’ en spande hij zijn spieren om, met behulp van een metalen werktuig, de brug open te draaien en, als het binnenschip voorbij gevaren was, de brug weer dicht te draaien (bron foto : beeldbank Brugge).
De zomer van 2021 was niet bepaald van die aard om over naar huis te schrijven : veel te nat, veel te weinig zon, kortom, veel te somber. Onze Ardennen kregen er dan ook nog eens, net als nog veel andere streken in Europa, een echte natuurramp bovenop te verwerken. Neen, dan zag die zomer van 1961, en de kalender wees nog maar begin juli aan, er heel wat beter uit… :
“Hoogseizoen met Record-Hitte en Record-Opkomst aan de Kust ingezet !” : “Het hoogseizoen aan de kust werd tijdens het jongste weekeind werkelijk daverend –een krachtiger woord vinden wij zelfs niet– ingezet, dank zij een uitzonderlijk zomers weer met tropische temperaturen die voor onze streken beslist ongewoon zijn, al moeten we er al dadelijk aan toevoegen, dat het hitte-record van 1947 nog niet werd neergehaald (het scheelde nog 8 graden !). Wat niet belet, dat sinds vrijdagnamiddag van vorige week, maar dan vooral zaterdag en zondag jl. IEDEREEN naar de kust of de Ardennen wilde en ook IEDEREEN naar de kust of de Ardennen kwam. Dat er bijgevolg, van De Panne tot het Zoute, een overrompelende drukte heerste kan men zich alvast voorstellen. Met al de moeilijkheden van dien, zoals het kanaliseren van het verkeer, het stationeren van voertuigen e.a. Wat de kustbewoners vanzelfsprekend niet afschrok, wel integendeel, want het jongste weekeind was er werkelijk één, dat kon tellen ! Behoren er dan toch handelaars tot de “pechvogels”, dan zeker de bioscoopuitbaters en de winkeliers in regenmantels !
Op het strand krioelde het van verlofgangers, die er zich in de eigenlijke betekenis van het woord lieten “braden” door de hitte. Anderen, en overigens meer verstandige lui, want het zonnebaden in een zo hete zon is eerder nadelig voor de gezondheid, verkozen het zilte nat van de Noordzee en deden zich te goed aan een verkwikkend en alvast verfrissend badje. Records dus ook bij alle badendiensten en wat in dit verband zeker het vermelden waard is, is het feit, dat nergens gevallen van verdrinking werden gemeld, in schrille tegenstelling met het binnenland alwaar tal van verdrinkingen te betreuren vielen, o.m. te Schoten, te Wommelgem, te Hasselt, te Overmere-Donk, te Leut, te Beringen, enz. Wat zeker een referentie is voor de onderscheidenlijke redderskorpsen aan de kust. Verder dient nog de aandacht gevestigd op de overtalrijk bezette kampeerterreinen, zowat overal langsheen de kust. Wegens de grote hitte, maakten talrijke liefhebbers van de uitzonderlijke gelegenheid gebruik, om er met pak en zak op uit te trekken, zodat men overal echte nederzettingen kon noteren. Tot slot dient nog gezegd, dat, wat het verkeer op de autosnelweg Brussel-Oostende betreft, de rijkswacht in de buurt van Nevele, tijdens een aldaar gehouden controle, zaterdag jl. tussen 15 en 16 uur, niet minder dan 3.200 auto’s telde, hetzij het grootste aantal ooit door de rijkswacht in één uur tijds geregistreerd.”
Wie regelmatig deze rubriek leest weet dat een “Bont beeld” van “Dani” nooit veraf is. Hij stak nu eenmaal graag de draak met bepaalde actuele toestanden die hij altijd in een zeer gevatte cartoon wist weer te geven. Ook rond deze uitzonderlijk hoge, bijna tropische temperaturen, en de uittocht van veel dagjesmensen naar de zee, had hij een leuk “Bont beeld” getekend :
“Met de tropische hitte die we het vorig weekeind kenden werd het begrijpelijk aan de kust een ware overrompeling. Men noteerde een record aantal bezoekers wat ten slotte zeer verheugend is voor die mensen die met het toerisme hun brood moeten verdienen daar ze in enkele weken hun schaapjes op het droge moeten krijgen.”
Meestal komt de zonneschijn na de regen maar dit keer was het andersom, de regen (en nog iets meer…) kwam na de zonneschijn. Enkele dagen eerder hadden de mensen tropische temperaturen moeten trotseren, nu kregen ze meteen een zware storm over zich heen. “Het kan verkeren…” zei Bredero zoveel jaren eerder.
“Zware storm aan de kust – Schade aan strandmateriaal, doch “spektakel” voor de toeristen” : “Het moge nu nog zo onwaarschijnlijk lijken, feit is, dat na de tropische hitte tijdens het jongste weekeind, in de vroege morgenduren van dinsdag, een zware storm aan de kust opstak.
Voor de talrijke toeristen die zich in de onderscheidenlijke badplaatsen bevinden n.a.v. het hoogseizoen, was dit enigszins ‘n “meevallertje” vermits zij nu eens een ontketende zee konden bewonderen, waarvan de wit-schuimende golven tegen dijken en golfbrekers aanbeukten of uiteen spatten, spektakel dat men in de zomer praktisch nooit te zien krijgt.
De keerzijde van de medaille, was dan de schade die door het natuurelement berokkend werd, zowat overal langsheen de kust.
Te Knokke werd een grote hoeveelheid (kostbaar) zand verplaatst, terwijl enkele strandtenten door de krachtige bries werden omver geduwd. Op verscheidene plaatsen van ’t centrum sloegen de golven lichtjes over de dijk wat natuurlijk veel bekijks had vanwege de toeristen.
Te Blankenberge noteerde men een ongemeen hoge tij en stond de zogenaamde “paré” van het staketsel onder water. Een gestrand yacht werd meters ver landwaarts gestuwd, zodat er van “vlot krijgen” geen sprake meer kon zijn.
Nog voor het hoogwater te Wenduine werden verscheidene tenten stuk geslagen en verdwenen wrakstukken in zee. De politie had de handen vol om de verlofgangers tot voorzichtigheid aan te manen, terwijl de brandweer zich inspande om stuk geslagen tenten uit de woelige branding te redden.
Ook te Oostende sloeg het water over de zeedijk, terwijl veel schade werd berokkend aan het strandmateriaal op het strand te Mariakerke.”
Als er één grote wielerronde is waar de fietsfanaten naar uitkijken is het zeker en vast de “Ronde van Frankrijk” ! De bergritten in de Tour spreken tot ieders verbeelding maar ook de tijdritten zijn nooit te versmaden en zelfs de vlakke ritten kunnen voor het nodige spektakel zorgen. De Belgen hadden trouwens door de jaren heen altijd goede tot zeer goede ronderenners. Vooral de exploten van Eddy Merckx spraken en spreken nog steeds tot de verbeelding. Helaas is het, sinds de Tourzege van Lucien Van Impe in 1976, nog steeds wachten op een nieuwe Belgische Tourwinnaar.
Ook in 1961 werd er in Frankrijk keihard op de trappers geduwd. Van Eddy Merckx was er op dat moment nog geen sprake in het profpeloton en dus moesten anderen voor de Belgische etappezeges zorgen. Ze deden dan ook wat van hen verwacht werd : Emile Daems won de 3de etappe, Jef Planckaert de 6de, Michel Van Aerde de 12de, Eddy Pauwels de 14de en Martin Van Geneugden de 18de.
De Tour 1961 werd gewonnen door Jacques Anquetil. Reeds in de eerste rit trok hij de fel begeerde gele trui aan en hij behield die tot aan de finish in Parijs. Een huzarenstukje dat slechts weinig renners realiseerden. Enkel de Italiaan Ottavio Bottecchia (1924), de Luxemburger Nicolas Frantz (1928) en de Belg Romain Maes (1935) deden het hem voor. Na Anquetil slaagde geen enkele renner hier meer in.
Iets wat bij de liefhebbers, en dan heb ik het niet enkel over de wielerliefhebbers, bijzonder goed in de smaak viel waren de humoristische tekeningen waarmee striptekenaar Marc Sleen, bekend van de reeks “Nero”, elke voorbije Tourrit opvrolijkte. Hij was hiermee begonnen in 1947 en liet ons er van genieten tot en met de Ronde van Frankrijk 1964. Onderstaande tekening komt uit de Tour 1961 na afloop van de zesde rit. Jacques Anquetil geniet heel veel belangstelling en wordt druk becommentarieerd. Het is duidelijk dat hij op dat moment de te kloppen man is. Ook Jef Planckaert stond in de kijker want hij won niet alleen de Ereprijs Desgrange maar ook de rit (bron foto : grinta.be).
Een andere zeer gesmaakte tekenaar was onze eigenste “Dani”. Het kon natuurlijk niet anders of hij verzon, op zijn eigen manier, een “Bont beeld” over het bonte spektakel dat de Ronde van Frankrijk toen al was :
“Jacques Goddet heeft deze week weer eens het startsein gegeven voor zijn jaarlijks rondecircus. Het is een enorm Barnumspektakel geworden met een bonte dooreenwemeling van honderden reclamewagens, van politie en koerscommissarissen, volgwagens en ook renners. Vorige jaren was de circussfeer nog tot bij de renners waar te nemen dank zij clown Hassenforder die regelmatig voor de plezante noot zorgde, maar dit jaar moet de arme jongen noodgedwongen thuisblijven. Niettegenstaande het nationaal gevoel dat door de landenformule een woordje meespreekt, viert de combine toch hoogtij alhoewel de een of andere doordrijver toch soms de kans ziet om tot bij de verheven troon van de “groten” te geraken. Laat ons alleen maar hopen dat het spook van de “doping” dit jaar wat minder zal opduiken.”
“De toer de Zwans is volop aan de gang en diegenen die na de eerste rit beweerden dat de ronde gereden was dank zij de overwinning van Anquetil beginnen meer en meer gelijk te krijgen. Een derde van de renners heeft inmiddels reeds de valiezen gepakt waaronder vier Belgen. Nu het voor iedereen stilaan klaar wordt dat de acht overblijvende Belgen niet veel potten meer zullen breken komen de meest onverwachte verontschuldigingen voor de dag. Tijdens een bergrit hadden ze niet goed gereden omdat ze niet wisten hoeveel procent de hellingen bedroegen, enz. enz. In afwachting kunnen de koersliefhebbers maar hopen op het volgend jaar.”
(Marnix Knockaert)