In Tweede Nationale laat Kristof Arys 7 keren de netten van Cercles tegenstrevers trillen in 13 matchen. Het jaar erop, in Eerste, lukt hem dat slechts 3 keren in 25 matchen. “De cijfers spreken voor zichzelf, commentaar overbodig,” zo dacht ik. “Het komt wel voor dat schijn bedriegt, maar toch niet bij zo’n tegenstelling,” zo leek het mij! Voordat ik bij Kristof aanbelde, kon ik het me niet anders voorstellen dan dat hij zijn tweede jaar in Cercleshirt als een rampjaar had aangevoeld. Toen ik wat later buitenstapte, was ik wijzer geworden. Neen, hoe welsprekend ze ook lijken, cijfers zeggen niet alles. Ook nu nog kijkt Kristof terecht met trots en warme herinnering terug op wat hij bij Cercle presteerde in Eerste Nationale.
Kristof, na zowat 70 jaar Cercles wel en wee intens van nabij gevolgd te hebben, lopen feiten en namen meer dan mij lief is door elkaar in mijn geheugen. Maar tijdens welke seizoenen jij voor Cercle speelde, daarover hoefde ik slecht vijf seconden na te denken. Hoe zou dat komen?
Er zal zich wel menig Cerclesupporter herinneren dat ik Cercle mocht helpen aan zijn, voorlopig, laatste promotie, en ook wel dat ik één jaar later al een ander oord opzocht. We spreken over 2002-2003 en 2003-2004.
Je kwam van Deinze, en een gemakkelijke overgang was het niet geweest. Enkele weken voor je transfer kon ik niet nalaten voorzitter Frans Schotte even aan te spreken en hem te zeggen dat er niets belangrijker was voor Cercle dan een overgang van jou naar Groen-Zwart. Hij antwoordde: “Ze zijn zot bij Deinze. Zo’n transfersom als zij vragen, dat is niet redelijk.”
Het is pas in januari 2003 dat ik bij Cercle kwam. Tijdens het tussenseizoen, een half jaar voordien, zat Cercle al achter mij aan, maar bij Deinze was mijn contract voor twee jaar nog maar halfweg. Had Cercle tien miljoen frank voor mij overgehad, dan was de transfer meteen geklonken geweest. Toen Deinze er rond Nieuwjaar niet naast kon kijken dat ik een half jaar later gratis weg kon, lieten ze de vraagprijs zakken, en Cercle verschalkte de concurrentie van onder meer AA Gent, Westerlo en Alemania Aken.
En jij, je was gelukkig met die transfer?
Ik was ermee in de wolken. Mijn ambitie liep helemaal gelijk met die van Cercle: zo snel mogelijk naar Eerste promoveren. En die uitdaging was enorm.
Groen-Zwart had zeven punten achterstand op de koploper, Heusden-Zolder. Zelf had ik tussen 1998 en nieuwjaar 2003 respectievelijk bij Eendracht Aalter, KM Torhout en SK Deinze in 119 matchen 89 doelpunten gescoord, waarvan de laatste 13 bij Deinze tijdens de eerste helft van de lopende competitie. In plaats van tegen de degradatie te moeten vechten, kon ik nu, heel dicht bij huis bovendien, een steentje bijdragen in wat een succesverhaal werd.
Met zeven rozen hielp je Cercle aan de zo vurig verlangde kampioenentitel.
De laatste twee matchen waren beslissend, en ze staan bij elke Cerclesupporter-van-toen in het geheugen gegrift. Je scoorde niet tijdens die wedstrijden, maar dat was wellicht niet eens een minidompertje op de uiteindelijke euforie?
Als spits, aangeworven om te scoren, prik je, vanzelfsprekend, graag de bal tegen het net zoveel het maar kan, maar voetbal is een teamsport, en het is als team dat je faalt of zegeviert. Was ik niet terechtgekomen in een ploeg die hecht aaneenhing, een ploeg die een collectieve eenheid was, dan was die toch wel zeer merkwaardige remonte na zeven punten achterstand onmogelijk geweest. Overigens, één doelpunt en één assist staan me extra klaar voor de geest. Mijn tweede match bij Cercle was op Deinze, we behaalden een belangrijke 0-1 overwinning, en dat ik toen kon scoren was iets heel bijzonders voor mij. Tijdens de voorlaatste match, op Zulte-Waregem, zouden we bij een overwinning kampioen geworden zijn, maar het werd 1-1. Tijdens de slotwedstrijd, thuis tegen Dessel, hadden we ons lot in eigen handen. We kwamen 0-1 achter, maar Sebastien Stassin bezorgde ons de zege met twee kopbaldoelpunten. Eentje ervan was bijzonder merkwaardig: ik kon ‘een verloren bal’ toch nog voor het doel brengen en in een kluwen van spelers werd het een gouden assist voor het hoofd van Sebastien.
Wellicht een onmogelijk te beantwoorden vraag: Was Cercle in 2003 ook zonder jou kampioen geworden?
Af en toe kom ik op Olympia, en het is niet uitzonderlijk dat Cerclesupporters me zeggen: “Moesten we joen niet gèt èn da joar, we woaren nooiet kampiejoen gewist.” En dan voegen ze er nogal eens aan toe dat ik niet lang genoeg bij Cercle gespeeld heb. Maar het enige dat ontegensprekelijk klopt, dat is dat ik tijdens mijn eerste half seizoen één element was van een ploeg met veel talent gedreven door een enthousiaste teamspirit.
Niet lang genoeg bij Cercle gespeeld? Kom, laten we er geen doekjes om winden: in Tweede 7 goals in 13 matchen, het jaar erop in Eerste 3 in 25.
Ik vraag me af: Wat zou daarvan de verklaring kunnen zijn? Is het verschil tussen Eerste en Tweede zo groot? Lag het aan jouw specifieke talenten, m.a.w. aan het ‘soort’ speler dat jij was? Kreeg jij te weinig de bal toegespeeld door je medespelers? Of misschien vlotte het niet genoeg van meet af aan, zodat je steeds meer aan zelfvertrouwen verloor? Is het iets van wat mij als mogelijke verklaring door het hoofd gaat of is het iets heel anders: Wat mag er toch aan de basis hebben gelegen van zo’n daling van het aantal gescoorde doelpunten??
Tijdens mijn 19-jarige carrière als voetballer heb ik ongeveer 300 doelpunten gescoord. Toen ik met Cercle naar Eerste promoveerde zag ik reikhalzend uit naar wat voor de deur stond, vol verlangen en vertrouwen. Op het einde van 10 jaar jeugdopleiding bij Club trainde ik mee met de eerste ploeg, met Spehar, Stanic, Okon… Speelminuten in Eerste kreeg ik er niet, ik was er nog niet rijp voor. En nu, halfweg 2003, ging de grote poort open voor mij. Echter, echter, voorheen en altijd daarna speelde ik als diepe spits, maar bij Cercle speelde ik in Eerste nooit op die mij zo eigen positie. Cercle had Nordin Jbari aangetrokken, en het was mijn taak rond hem heen te spelen. Nordin was een vedette, deed het ook heel goed, maar ‘meters afleggen’ lag hem niet. Waar ik gewoon was dat mijn medespelers voor mij de ruimte afdweilden, was het nu mijn taak dat voor hem te doen, zodat hij de afrondende schakel kon zijn. Nooit heb ik zoveel gelopen tijdens mijn matchen als dat jaar, en ook nooit kwam ik zo zelden in de grote rechthoek voor het doel van de tegenstander. Kijk je alleen naar de cijfers, dan lijkt 2003-2004 een lelijke tegenvaller voor mij, maar daar zit een heel verhaal achter. Hoe dan ook, ik was blij dat ik kon spelen in Eerste, dat ik mee timmerde aan de weg, en ik voelde mij niet te goed om de mij opgelegde opdracht in functie van heel ons team en van Nordin Jbari in het bijzonder met hart en ziel uit te voeren.
"Was Jerko trainer gebleven na zijn eerste jaar in Eerste, dan had mijn verdere voetbalcarrière er heel anders kunnen uitzien."
Ik luister met open mond. Maar het volgende jaar trok je weg van Cercle. Uit eigen beweging of moest je weg van Groen-Zwart?
In juli en augustus 2004 trainde ik nog bij Cercle, maar op 31 augustus, de laatste transferdag, hakten Cercle en ik de knoop door: op leenbasis vertrok ik naar de grote verliezer van Cercles kampioenenjaar, naar Heusden-Zolder. Zowel Cercle als ikzelf achtten dit de beste gang van zaken. Het Cercle van het voorbije jaar had een ingrijpende verandering ondergaan. Hoewel hij erin geslaagd was Cercle in Eerste te houden, en hij eerder een gouden medaille had verdiend dan dat, werd trainer Tipuric de laan uitgestuurd. Harm van Veldhoven verving hem. Jbari trok naar AA Gent, en Cercle lijfde naast Tom Van Mol drie voorspelers in: Dieter Dekelver, Paulus Roiha, en bijzonder belangrijk voor mij, Darko Pivaljevic. Er kon geen sprake van zijn dat ik diepe spits zou worden en met een trainer die mij wikte en weegde als “slechts driemaal gescoord”, was er weinig twijfel aan dat ik weinig speelminuten zou krijgen. Ik trok enthousiast naar Heusden-Zolder, want het zag ernaar uit dat ik het succesrijke Cercleseizoen van twee jaar voordien kon overdoen. Heusden-Zolder barstte van ambitie. De ploeg bestond echter eerder uit eilandjes dan uit een team, en zoiets leidt onvermijdelijk tot een fiasco.
Blijkbaar had jij het voor Jerko Tipuric. Uit verschillende interviews van spelers is me gebleken dat hun visies over hem fel uiteenlopen: van oprechte appreciatie tot veroordeling als was hij eerder een kwakzalver dan een coach.
Ik denk dat de pers hierin een niet al te fraaie rol gespeeld heeft, hem uiteindelijk als een kolderfiguur begon af te schilderen. Het valt niet te loochenen dat hij belang hechtte aan wat voor het voetbal niet eens marginaal genoemd kan worden - de kleur van de urine, de stand van de maan - en dat werd in de pers breed uitgesmeerd, maar Tipuric was een vakman die zowel in kwade als in goede dagen voor een gemoedelijke, een familiale sfeer wist te zorgen. Ook met spelers van verschillende nationaliteiten liepen we niet als in hokjes naast elkaar. Het is niet elke trainer gegeven een hele groep concurrenten, waarvan je er onvermijdelijk voortdurend enkele zwaar moet ontgoochelen, zelfs met plezier naar de trainingen te laten komen. Over wat voor mij volgde op Cercle, ben ik heel tevreden, maar was Jerko trainer gebleven na zijn eerste jaar in Eerste, dan had mijn verdere voetbalcarrière er heel anders kunnen uitzien.
Je liet al verstaan dat je overgang naar de buurt van de Limburgse mijnen geen succesnummer was. Je bleef er dan ook maar één jaar. Hoe verliep je carrière verder?
Na dat ene seizoen in het verre Limburg trok ik naar Waasland, eveneens in Tweede, en scoorde er 30 goals in 60 wedstrijden. Daarna, na mijn twee seizoenen aldaar, trok trainer Dirk Geeraerd naar Roeselare, dat in Eerste speelde. Ik mocht mee, maar kreeg de kans op een mooie job in het Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart Instituut op enkele kilometers van mijn deur. Ik greep dat aanbod met beide handen beet, en ben er nog altijd als preventieadviseur en technisch coördinator werkzaam. Sportief was het een afdaling van Tweede naar Derde Nationale, bij SV Oudenaarde, maar na interessante tussenstadia, doorgaans in stijgende lijn, ben ik nu actief als sportief coördinator bij F.C. Knokke, dat zopas naar Eerste Amateurs promoveerde. Niet alleen, maar toch vooral, spoor ik jong talent op bij de Beloften van Club, Cercle, Kortrijk, Roeselare, Zulte-Waregem, Gent.
Sinds enkele jaren komen opvallend veel ex-Cerclejongeren bij Knokke terecht. Lukraak door elkaar som ik even op: Niels Mestdagh, Kieriën Serpieters, Niels Van de Water, Ruben Vanraefelghem, Jannes Vermeulen, Maarten Cobbaert, Alessio Staelens, Niel Dildick, Maxim Vandewalle. En Nicolas Tamsin en Steven Van Moeffaert hebben zopas na Knokke een ander oord opgezocht. Dat het zo’n lange lijst is, is geen toeval?
Bij welke ploegen kan er goed opgeleid jong talent gevonden worden dat vermoedelijk net niet voldoende lijkt voor het eerste elftal van een Eerste of Tweede Klasser, maar dat in aanmerking kan komen voor een ambitieuze amateurploeg als F.C. Knokke? Zonder nodeloos ver te lopen, is dat bij de ploegen die ik vermelde, en voor ons komt Cercle inderdaad als een waardevolle visvijver voor de dag. Het komt wel eens voor dat talentrijke jeugdspelers menen dat voor hen een basisplaats gegarandeerd is bij een ‘ploegje’ als Knokke, maar dat staat lang niet bij voorbaat vast. Voor elke speler die door onze selectie geraakt, is het hard knokken bij Knokke! En, terloops, toen ik als jonge speler van Club naar Standaard Wetteren in Derde overging, scoorde ik slechts driemaal in 20 wedstrijden. Tijdens de volgende twee seizoenen trof ik 27 keren roos bij Eendracht Aalter. Voor iedereen, maar voor jongeren in het bijzonder, is geduld een mooie maar een noodzakelijke deugd.
"Als speler van een Eerste ploeg, van Eerste Nationale tot en met Tweede Provinciale, heb ik zeven promoties meegemaakt, en niet één degradatie."
Je beëindigde je loopbaan als veldspeler bijna anderhalf jaar geleden. Die loopbaan duurde 19 jaar na je opleiding bij Club, verliep bij niet minder dan 14 ploegen, en eindigde bij Wingene. Bij welke ploegen speelde je het liefst?
Bij Cercle en Waasland, en op minder hoog niveau bij Knokke, Wingene en Gullegem. Dat waren allemaal succesverhalen: bij elk van die sleepten we de kampioenentitel uit de brand. Weet je waar ik bijzonder fier op ben? Als speler van een Eerste ploeg, van Eerste Nationale tot en met Tweede Provinciale, heb ik zeven promoties meegemaakt, en niet één degradatie. Wat gekscherend laat ik af en toe eens horen: “Als je spits een neus voor goals heeft, kun je niet zakken…”
En vandaag de dag, na bijna twee decennia op het veld, kun je ook ernaast genieten van wat je zich ziet afspelen op de grasmat?
Enorm, enorm plezier kan ik eraan beleven. Ik ben dan ook rechtstreeks en intens bij het gebeuren betrokken. Niet alleen spoor ik talent op tijdens een viertal wedstrijden per week , ruimer nog behartig ik heel het reilen en zeilen van onze eerste ploeg, in mindere mate ook van onze beloften. Bovendien ben ik een aanspreekpunt voor onze spelers, voor ons bestuur, en in het bijzonder voor onze voorzitter, die als een succesrijk zakenman weet bepaalde taken te delegeren, zodat ik hem zowel sportief als extra sportief wat kan ontlasten.
Om het interview af te ronden, vroeg ik wat de reporter bij een recent interview in het Brugsch Handelsblad wel kan bedoeld hebben, als hij onder een foto laat volgen: “Kristof Arys wordt in Knokke fel geapprecieerd omwille van zijn voetbalkennis en zijn eenvoud.” Over ‘voetbalkennis’ stelde ik mij geen vragen, maar waaraan dacht JPV als hij verwees naar Kristofs ‘eenvoud’? Kristof zal het wel juist voorhebben als hij meent dat JVP daarmee zinspeelt op het feit dat hij vlot en helemaal zichzelf zijnde contact weet op te nemen met wie dan ook. Evenzeer voelt hij zich op zijn gemak in het bureau van zijn voorzitter bij Knokke, in het bureau van Vitali of Mannaert, als in om het even welk lokaal van Wingene of rond het veld van om het even welk team. En omgekeerd! Het is niet omdat hij in Eerste heeft gespeeld, omdat hij vijf jaar profvoetballer was, dat hij zich te goed zou voelen om met mensen van het provinciale voetbal kameraadschappelijk om te gaan. Een vriendelijke ‘goeiedag’, een praatje slaan met Jan en alleman, een openhartig interview: het typeert en eert Kristof Arys, zonder wie we “da joar, 2002-2003, nooiet kampioen geworden woaren, adden we èm nie gèt.”
(Georges Volckaert)